Ook voor onze kippen zochten we naar geschikte Oudhollandse rassen. De rassen moesten voldoen aan de volgende criteria:
- Nederlandse kip,
- tam,
- mooi
- en veel eieren leggend.
Ons oog viel als eerste op de sabelpootkriel, één van de oudst Nederlandse rassen en een markante verschijning, bovendien zeer mak. Ook leggen ze redelijk veel eieren en voor hun grootte eieren van redelijk formaat. De keuze was snel gemaakt. Wij kozen voor de kleurslag zilverporselein.
Het tweede ras is een nutsras bij uitstek: de Noordhollandse Blauwe. Waar de sabelpoot opvalt doordat hij klein en heel fraai is, valt de Noord-Hollandse Blauwe juist op door de robuustheid en natuurlijk ook de vele en grote eieren.
De kraaikop valt op door zijn statige opgerichte uiterlijk. Bovendien zijn ze kuikenmak en vliegen ze niet, dat maakt hen tot een prettige huisgenoot.
Als vierde is daar het Hollands Hoen, een middelgroot legras. Als een echte vertegenwoordiger van het landhoen type, zijn ze altijd in de weer en leggen ze veel eieren. Daarnaast vind ik hen qua uiterlijk één van de allermooiste kippen. Ooit las ik een interview en daarin stond: “Als er in de de ark van Noach maar 1 soort kip heeft gezeten, moet dat het Hollands Hoen zijn geweest.” Hier sluit ik mij bij aan.